Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.- Of: Nu men het haar in Israël los laat hangen. Nu ... hebben genomen : Richt. : d Ps. : c Num. : b Ps. : a 7 * Naftali evenzo, op de hooggelegen velden. Zebulon is een volk dat zijn leven heeft versmaad tot de dood toe, en bleef bij zijn havens. Aser bleef zitten aan de kust van de zee En Dan, waarom verbleef hij bij de schepen? Gilead bleef aan de overzijde van de Jordaan. waren de overleggingen van het hart groot. Voor de gelederen van Ruben om naar het geblaat van de kudden te luisteren? Waarom bleef u zitten tussen de schaapskooien, waren de overleggingen van het hart groot. In de gelederen van Ruben Te voet werd hij het dal in gestuurd. Issaschar, zo was Barak. zoals en Ook de vorsten in Issaschar waren met Debora schrijversstaf. hun met van krijgsvolk en uit Zebulon wervers Uit Machir daalden wetgevers af Benjamin, onder uw volksgenoten. kwam Achter u in Amalek. ligt , hun wortel kwamen zij Uit Efraïm daalde naar mij af met de helden. Het volk van de Toen daalden de overgeblevenen af naar de machtigen. en neem uw gevangenen gevangen, zoon van Abinoam! Sta op, Barak, spreek een lied! en Ontwaak, ontwaak Ontwaak, ontwaak, Debora! af naar de poorten. Toen daalde het volk van de de rechtvaardige daden voor Zijn dorpen in Israël. , Daar praten zij over de rechtvaardige daden van de van het geluid van schutters tussen waterputten. spreek ervan, en u die wandelt op de weg: u die op mantels zit U die rijdt op witte ezelinnen, ! die zich vrijwillig gaven onder het volk; Mijn hart is bij de wetgevers van Israël, onder veertigduizend in Israël? Werd er ook een schild of speer gezien dan was er strijd in de poorten. Koos men nieuwe goden, een moeder in Israël. ik opstond, tot totdat ik, Debora, opstond, in Israël, ze lagen verlaten, De dorpen lagen verlaten gingen kronkelwegen. en zij die de paden bewandelden, * in de dagen van Jaël, lagen de wegen verlaten, In de dagen van Samgar, de zoon van Anath, , de God van Israël. de de Sinaï, van voor het aangezicht van c zelfs , De bergen vloeiden weg van voor het aangezicht van de b ook dropen de wolken van water. - Letterlijk: bedekt ... zijn voeten. doet ... zijn behoefte : Hebr. : c Sam. : b Sam. : a 4-5 6 beefde de aarde, ook droop de hemel, a toen U voortschreed uit het veld van Edom, , toen U uittrok uit Seïr, de God van Israël. , Ik wil psalmen zingen voor de zingen. Ik wil, ja, ik wil voor de aan, vorsten! mij Luister, koningen, hoor ! nu het volk zich vrijwillig gegeven heeft, * Nu de leiders in Israël de leiding hebben genomen, Toen zong Debora met Barak, de zoon van Abinoam, op die dag: \r \t uitgeroeid. koning van Kanaän, totdat zij Jabin, de koning van Kanaän, hadden De hand van de Israëlieten drukte gaandeweg harder op Jabin, de ² Israëlieten. Zo vernederde God op die dag Jabin, de koning van Kanaän, vóór de ²³ pin in zijn slaap. lag Sisera dood, met de daar Zo ging hij bij haar naar binnen, en zie, moet, en zei tegen hem: Kom, en ik zal u de man laten zien die u zoekt. - En zie, Barak achtervolgde Sisera. Jaël kwam naar buiten, hem tege ²² gevallen, en uitgeput. En hij stierf. slaap, zodat hij aan de grond vastzat. Hij was namelijk in een diepe slaap mer in haar hand, ging stilletjes naar hem toe en dreef de pin in zijn - Vervolgens nam Jaël, de vrouw van Heber, een tentpin, nam een ha ²¹ Niemand. iemand komt en u vraagt en zegt: Is hier iemand, dan moet u zeggen: Ook zei hij tegen haar: Ga bij de ingang van de tent staan, en als er ² toe. weer drinken en dekte hem want ik heb dorst. Toen opende zij een leren melkzak en gaf hem te Daarna zei hij tegen haar: Geef mij toch een beetje water te drinken, c ¹ En hij week naar haar af in de tent en zij dekte hem toe met een deken. bij mij, wees niet bevreesd! van uw weg en kom , mijn heer! Wijk af uw weg van Jaël kwam naar buiten, Sisera tegemoet, en zei tegen hem: Wijk af ¹ het huis van Heber, de Keniet. de Keniet. Er was namelijk vrede tussen Jabin, de koning van Hazor, en En Sisera vluchtte te voet naar de tent van Jaël, de vrouw van Heber, ¹ niet één bleef er over. En heel het leger van Sisera viel door de scherpte van het zwaard; zelfs Barak joeg de strijdwagens en het leger na tot Haroseth-Haggojim. ¹ wagen afklom en te voet vluchtte. zijn van door de scherpte van het zwaard in verwarring vóór Barak, zodat Sisera leger zijn strijdwagens en heel zijn bracht Sisera met al En de b ¹ Toen daalde Barak van de berg Tabor af met tienduizend man achter zich. niet uitgetrokken voor u uit? Sisera in uw hand gegeven heeft. Is de En Debora zei tegen Barak: Sta op, want dit is de dag waarop de ¹ bij de beek Kison. strijdwagens, en al het volk dat bij hem was, vanuit Haroseth-Haggojim, Daarop riep Sisera al zijn strijdwagens bijeen, negenhonderd ijzeren ¹³ Tabor was opgetrokken. Toen vertelde men Sisera dat Barak, de zoon van Abinoam, de berg ¹² de eik in Zaänaïm, die bij Kedes staat. Hobab, de schoonvader van Mozes. Hij had zijn tenten opgezet tot aan a Heber nu, de Keniet, had zich afgezonderd van Kaïn, van de zonen van ¹¹ tienduizend man. Ook Debora trok met hem op. met te voet op Barak riep vervolgens Zebulon en Naftali te Kedes bijeen en hij trok ¹ - Letterlijk: zodat zijn hand sterk werd. overhand kreeg zodat hij de : - Letterlijk: de hand van Mozes. de dienst van Mozes : 3-4 5 naar Kedes. in de hand van een vrouw. Toen stond Debora op en ging met Barak zal Sisera overleveren zijn, want de te behalen voor u geen eer En zij zei: Ik zal wel met u meegaan. Maar er zal op de weg die u gaat als u niet met mij mee zult gaan, dan ga ik niet. Toen zei Barak tegen haar: Als u met mij mee zult gaan, dan ga ik. Maar zal hem in uw hand geven. naar u toe trekken met zijn strijdwagens en zijn troepenmacht, en Ik Kison Sisera, de legerbevelhebber van Jabin, c Dan zal Ik bij de beek van Zebulon? met u mee, van de nakomelingen van Naftali en van de nakomelingen niet geboden: Ga, trek op naar de berg Tabor en neem tienduizend man , de God van Israël, des-Naftali, roepen en zei tegen hem: Heeft de - Barak, de zoon van Abinoam, uit Ke b en liet een bode Zij stuurde naar haar toe. het bergland van Efraïm, en de Israëlieten gingen voor de rechtspraak Zij woonde onder de palmboom van Debora, tussen Rama en Bethel, in die gaf in die tijd als richter leiding aan Israël. En Debora, een vrouw die een profetes was, de vrouw van Lappidoth, . lang twintig jaar ijzeren strijdwagens en hij had de Israëlieten met geweld onderdrukt, , want hij had negenhonderd Toen riepen de Israëlieten tot de ³ Deze nu woonde in Haroseth-Haggojim. Sisera. a Kanaän, die te Hazor regeerde. En zijn legerbevelhebber was hen over in de hand van Jabin, koning van Daarom leverde de ² . was in de ogen van de Toen Ehud gestorven was, deden de Israëlieten opnieuw wat slecht Israël. zeshonderd man, met een prikstok voor ossen. Zo verloste ook hij Na hem nu kwam Samgar, zoon van Anath. Hij doodde de Filistijnen, ³¹ land had tachtig jaar rust. Zo werd Moab op die dag onder de hand van Israël vernederd. En het ³ ontkwam. man, allemaal welgedane en strijdbare mannen, zodat niet één man En in die tijd versloegen zij de Moabieten, ongeveer tienduizend ² lieten niemand oversteken. namen de doorwaadbare plaatsen van de Jordaan naar Moab in en Moabieten, in uw hand gegeven. En zij daalden af, achter hem aan, heeft uw vijanden, de En hij zei tegen hen: Volg mij, want de ² vóór hen uit. ging bergland, en hijzelf het bergland van Efraïm. En de Israëlieten daalden met hem af uit het aankwam, dat hij op de bazuin blies in daar En het gebeurde, toen hij ² beelden en ontkwam naar Sehira. - afgods Maar Ehud ontkwam, terwijl zij wachtten. Hij kwam langs de ² En zie, hun heer lag dood op de grond. ren van het bovenvertrek niet. Toen namen zij de sleutel en deden open. - En zij bleven tot schamens toe wachten, maar zie, hij opende de deu ² in het koele vertrek. * doet zeker zijn behoefte zie, de deuren van het bovenvertrek zaten op slot. Toen zeiden zij: Hij Toen hij naar buiten gegaan was, kwamen zijn dienaren kijken, maar ² op slot. ze vertrek sloot hij achter zich en deed - Toen ging Ehud naar buiten de galerij op. De deuren van het boven ²³ darminhoud kwam eruit. om het lemmet (hij trok het zwaard namelijk niet uit zijn buik) en de zodat zelfs het heft achter het lemmet erin ging. Het vet sloot zich ²² - Letterlijk: hun harde weg. hun halsstarrige levenswandel : Joz. : d Richt. : c Lev. ; Deut. b Ps. :; Jes. : a 2-3 4 terheup en stak het in zijn buik, - Toen strekte Ehud zijn linkerhand uit, nam het zwaard van zijn rech ²¹ God voor u. En hij stond op van de troon. zat, dat hij voor zich alleen had. Toen zei Ehud: Ik heb een woord van En Ehud kwam naar hem toe, terwijl hij in het koele bovenvertrek ² En allen die om hem heen stonden, gingen bij hem weg. terug en zei: Ik heb een geheime zaak voor u, koning. Deze zei: Stilte! beelden die in Gilgal waren afgods Zelf keerde hij echter vanaf de ¹ ting, dat hij de mensen die de schatting gedragen hadden, wegstuurde. - En het gebeurde, toen hij gereed was met het aanbieden van de schat ¹ een zeer zwaarlijvig man. Hij bood Eglon, de koning van Moab, de schatting aan. Nu was Eglon ¹ zijn rechterheup. met de lengte van een el, en hij gordde het aan onder zijn kleren, aan Ehud maakte voor zichzelf een zwaard dat twee scherpe kanten had, ¹ aan Eglon, de koning van Moab. die linkshandig was. De Israëlieten stuurden door zijn dienst schatting verlosser opstaan: Ehud, de zoon van Gera, een Benjaminiet, een man deed voor hen een , en de Toen riepen de Israëlieten tot de ¹ En de Israëlieten dienden Eglon, de koning van Moab, achttien jaar. ¹ . Hij versloeg Israël en zij namen de Palmstad in bezit. op weg En hij verzamelde de Ammonieten en de Amalekieten bij zich en ging ¹³ . Israël, omdat zij deden wat slecht was in de ogen van de Eglon, de koning van Moab, sterk tegen . Toen maakte de Maar de Israëlieten deden opnieuw wat slecht was in de ogen van de ¹² Toen had het land veertig jaar rust. En Othniël, de zoon van Kenaz, stierf. ¹¹ op Cusjan Risjataïm. * in zijn hand, zodat hij de overhand kreeg gaf Cusjan Risjataïm, de koning van Syrië, trok ten strijde. En de was op hem en hij gaf leiding aan Israël en En de Geest van de ¹ van Kenaz, de broer van Kaleb, die jonger was dan hij. Israëlieten een verlosser opstaan, die hen verloste: Othniël, de zoon deed voor de . En de Toen riepen de Israëlieten tot de de Israëlieten dienden Cusjan Risjataïm acht jaar. over in de hand van Cusjan Risjataïm, de koning van Mesopotamië. En tegen Israël en Hij leverde hen Toen ontbrandde de toorn van de , hun God, en dienden de Baäls en de gewijde palen. vergaten de , en zij En de Israëlieten deden wat slecht was in de ogen van de \r dochters aan hun zonen. En zij dienden hun goden. eigen namen zij hun dochters voor zich tot vrouwen en gaven zij hun de Amorieten, de Ferezieten, de Hevieten en de Jebusieten woonden, Toen nu de Israëlieten te midden van de Kanaänieten, de Hethieten, geboden had. * vaderen door de dienst van Mozes zouden luisteren, die Hij hun weten of zij naar de geboden van de Zij waren er om Israël door hen op de proef te stellen, opdat men zou Baäl-Hermon af tot aan Lebo-Hamath. de Hevieten, die in het bergland van de Libanon woonden, van de berg vijf vorsten van de Filistijnen, en al de Kanaänieten, de Sidoniërs en ³ wisten: weten, om hun de oorlog te leren, alleen hun die er tevoren niet van zouden daarvan generaties van de Israëlieten jongere alleen opdat de ² van al de oorlogen met Kanaän, die niet wisten Israëlieten alle dat wil zeggen op de proef te stellen, liet blijven om Israël door hen Dit nu zijn de volken die de te verdrijven en hen niet in de hand van Jozua over te geven. deze heidenvolken blijven, door hen niet onmiddellijk Zo liet de ²³ - Letterlijk: zijn stem verhief en huilde. luid begon te huilen : Joz. : f Ex. :; :; Deut. : e Joz. : d Deut.: c Deut. : b Gen. :; Deut. :, a 3 in acht genomen hebben, of niet. die in acht zullen nemen door daarin te gaan, zoals hun vaderen de of zij de weg van om te zien opdat Ik door hen Israël op de proef stel, ²² drijven die Jozua heeft overgelaten toen hij stierf, - ver ogen zal Ik ook geen enkel van de heidenvolken meer voor hun d ²¹ heb, en zij naar Mijn stem niet geluisterd hebben, dat dit volk Mijn verbond heeft overtreden, dat Ik hun vaderen geboden - tegen Israël, en Hij zei: Om Daarom ontbrandde de toorn van de ² * levenswandel. buigen. Zij gaven geen van hun daden op en evenmin hun halsstarrige achter andere goden aan te gaan, die te dienen en zich daarvoor neer te verderfelijker handelden dan hun vaderen, door nog afkeerden en weer Maar bij het sterven van de richter gebeurde het dat zij zich c ¹ kerm over hen die hen onderdrukten en die hen in het nauw brachten. - vanwege hun ge dagen van de richter, want het berouwde de met de richter en verloste Hij hen uit de hand van hun vijanden, al de voor hen richters liet opstaan, was de En wanneer de ¹ . Zíj deden zo niet. die luisterden naar de geboden van de waren zij afgeweken van de weg die hun vaderen gegaan waren, toen snel Al hoererij achter andere goden aan en bogen zich voor hen neer. Zij luisterden echter ook niet naar hun richters, maar gingen als in ¹ hen die hen plunderden. deed richters opstaan, die hen verlosten uit de hand van En de ¹ had. Zij zaten zeer in het nauw. hun gezworen gesproken en zoals de zoals de b ten kwade, tegen hen, Overal waarheen zij uittrokken, was de hand van de ¹ konden standhouden tegen hun vijanden. hen over in de hand van hun vijanden van rondom, zodat zij niet meer Hij leverde a over in de hand van plunderaars, die hen plunderden. tegen Israël en Hij gaf hen Toen ontbrandde de toorn van de ¹ en dienden de Baäl en de Astartes. Want zij verlieten de ¹³ tot toorn. verwekten de volken die rondom hen woonden. Zij bogen zich voor hen neer en Egypte had geleid, en gingen achter andere goden aan, goden van de , de God van hun vaderen, Die hen uit het land Zij verlieten de ¹² zij dienden de Baäls. en Toen deden de Israëlieten wat slecht was in de ogen van de ¹¹ daden die Hij voor Israël verricht had. niet kende, en evenmin de hen een andere generatie op, die de en ook heel die generatie met zijn vaderen verenigd was, stond er na ¹ Timnath- Heres, op een berg van Efraïm, ten noorden van de berg Gaäs, , in was zijn erfelijk bezit dat en zij hem begraven hadden in het gebied was, honderdtien jaar oud, , gestorven Maar toen Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van de gezien hadden, die Hij voor Israël verricht had. de die alle grote daden van en de oudsten die lang geleefd hadden na Jozua al de dagen van Jozua en al de dagen van En het volk diende de ieder naar zijn erfelijk bezit, om het land in bezit te nemen. Toen Jozua het volk had laten gaan, waren de Israëlieten weggegaan, f . oers aan de Daarom gaven zij die plaats de naam Bochim. En zij brachten daar * sproken had, gebeurde het dat het volk luid begon te huilen. - deze woorden tot alle Israëlieten ge En toen de Engel van de tot een valstrik zijn. e u in uw zijden zijn, en hun goden zullen tot prikkels ven, maar zij zullen u - verdrij ogen Ik zal hen niet van voor uw d Daarom heb Ik ook gezegd: ³ betekent: ban. Horma : Joz. : d Joz. :, c Gen.: b Num. :; Joz. : a 1-2 2 gehoorzaam geweest. Waarom hebt u dit gedaan? altaren moet u afbreken. U bent Mijn stem echter niet c dit land. Hun verbond sluiten met de inwoners van b En wat u betreft, u mag geen ² niet verbreken, voor eeuwig. Ik zal Mijn verbond met u a vaderen gezworen heb. En Ik heb gezegd: Ik heb u uit Egypte geleid en u in het land gebracht dat Ik aan uw ging van Gilgal naar Bochim en zei: En een Engel van de nenpas, vanaf Sela en hoger. - vanaf de Schorpioe strekte zich uit En het gebied van de Amorieten ³ . gedwongen hen en zij werden tot herendienst blijven wonen. De hand van het huis van Jozef drukte echter zwaar op Verder wilden de Amorieten in Har-Heres, in Ajalon en in Saälbim ³ hun niet toe af te dalen naar het dal. En de Amorieten drongen de Danieten het Bergland in, want zij lieten ³ . gedwongen werden echter tot herendienst voor hen de bewoners van het land. De inwoners van Beth-Semes en Beth-Anath Anath niet verdreven. Zij bleven te midden van de Kanaänieten wonen, Naftali heeft de inwoners van Beth-Semes en de inwoners van Beth- ³³ bewoners van het land, want zij verdreven hen niet. De Aserieten bleven echter te midden van de Kanaänieten wonen, de ³² Achzib, Chelba, Ak en Rehob niet verdreven. Aser heeft de inwoners van Acco en de inwoners van Sidon, Achlab, ³¹ . gedwongen werden tot herendienst niet verdreven. De Kanaänieten bleven te midden van hen wonen en Zebulon heeft de inwoners van Kitron en de inwoners van Nahalol ³ ven, maar de Kanaänieten bleven te midden van hen in Gezer wonen. - Ook heeft Efraïm de Kanaänieten die in Gezer woonden, niet verdre d ² herendienst oplegde, maar het verdreef hen niet helemaal. Toen Israël echter sterker werd, gebeurde het dat het de Kanaänieten ² wonen. ; de Kanaänieten wilden in dit land blijven plaatsen de bijbehorende en de inwoners van Megiddo en plaatsen Jibleam en de bijbehorende , de inwoners van plaatsen de inwoners van Dor en de bijbehorende , plaatsen van Taänach en de bijbehorende die niet, en evenmin plaatsen Beth-Sean en de bijbehorende de inwoners van Manasse verdreef c ² stad en gaf die de naam Luz. Dit is haar naam tot op deze dag. een er Daarop ging de man naar het land van de Hethieten, bouwde ² lieten zij gaan. stad met de scherpte van het zwaard. Maar de man en zijn hele gezin Toen hij hun de ingang van de stad had laten zien, sloegen zij de ² dertierenheid bewijzen. - hem: Laat ons de ingang van de stad toch zien, dan zullen wij u goe Toen de wachters een man de stad uit zagen komen, zeiden zij tegen ² was vroeger Luz. b van deze stad Verder stuurde het huis van Jozef verkenners naar Bethel. De naam ²³ hen. was met En het huis van Jozef trok ook op naar Bethel. En de ²² jaminieten in Jeruzalem. - nen, niet verdreven. De Jebusieten wonen tot op deze dag met de Ben - Maar de Benjaminieten hebben de Jebusieten, die in Jeruzalem wo ²¹ verdreef vandaar de drie zonen van Enak. Mozes gesproken had. En hij a En zij gaven Hebron aan Kaleb, zoals ² omdat zij ijzeren strijdwagens hadden. echter niet de bewoners van het dal te verdrijven, Het lukte hem dreef. - het Bergland ver de bewoners van was met Juda, zodat hij En de ¹ - Letterlijk: zijn grote tenen : Joz. : enz. d Joz.: c Joz. :; :; : b Richt. : a 1 Verder nam Juda Gaza met zijn gebied in, alsook Askelon met zijn ¹ * gaf de stad de naam Horma. naänieten die in Zefath woonden, en sloegen het met de ban. En men - En Juda trok met zijn broeder Simeon mee en zij versloegen de Ka ¹ onder het volk. die in het Zuiderland van Harad ligt. Zij gingen erheen en woonden ken met de Judeeërs op vanuit de Palmstad naar de woestijn van Juda, - En de nakomelingen van de Keniet, de schoonvader van Mozes, trok ¹ ook waterbronnen. Toen gaf Kaleb haar dan land gegeven hebt, geef mij stuk Daarop zei zij tegen hem: Geef mij een zegen. Omdat u mij een dor ¹ Kaleb tegen haar: Wat is er met je? een akker van haar vader te vragen. Toen zij van de ezel afsprong, zei kwam, dat zij hem aanspoorde om bij hem En het gebeurde, toen zij ¹ in en hij gaf hem Achsa, zijn dochter, tot vrouw. de stad Othniël, de zoon van Kenaz, de broer van Kaleb, die jonger was dan hij, ¹³ zal ik mijn dochter Achsa tot vrouw geven. En Kaleb zei: Wie Kirjath-Sefer zal verslaan en het zal innemen, die ¹² van Debir was vroeger Kirjath-Sefer. Debir. De naam d En daarvandaan trok hij op tegen de inwoners van ¹¹ Sesai, Ahiman en Talmai. den. De naam van Hebron was vroeger Kirjath- Arba. Zij versloegen - c ¹ strijden die in het Bergland, het Zuiderland en het Laagland woonden. Daarna waren de Judeeërs afgedaald om tegen de Kanaänieten te b in brand gestoken. met de scherpte van het zwaard gedood en de stad de inwoners men, - De Judeeërs hadden namelijk tegen Jeruzalem gestreden, het ingeno stierf daar. heeft God mij vergolden. En zij brachten hem naar Jeruzalem en hij gedaan heb, zo met anderen op. Zoals ik de kruimels tafel en raapten hun handen en hun grote tenen afgehakt waren, zaten onder mijn Toen zei Adoni-Bezek: Zeventig koningen, van wie de duimen van af. * hem en hakten de duimen van zijn handen en zijn grote tenen Adoni-Bezek vluchtte echter, maar zij achtervolgden hem, grepen de Kanaänieten en de Ferezieten. Zij troen Adoni-Bezek in Bezek aan, streden tegen hem en versloegen gaf de Kanaänieten en de Ferezieten in En Juda trok op en de lot toeviel. Zo trok Simeon met hem op. dat u door het het gebied strijden. Dan zal ook ik met u optrekken naar dat mij door het lot toeviel, en laten wij tegen de Kanaänieten gebied het Toen zei Juda tegen zijn broeder Simeon: Trek met mij op naar ³ gegeven. zei: Juda zal optrekken. Zie, Ik heb dat land in zijn hand En de ² om tegen hen te strijden? Wie van ons zal het eerst optrekken tegen de Kanaänieten a vroegen: Het gebeurde na de dood van Jozua dat de Israëlieten de