N
O EK E N I
met tekeningen van
Marja Meijer
RB
Corien Oranje
É ÉN VI E
É ÉN VI E
O EK E N I
N
RB
Inhoud
Boek 1: Kind ontvoerd! (herfstverhaal) . . . . . . . . . . . . . . . 5
Boek 2: Juf kan vliegen! (winterverhaal) . . . . . . . . . . . . . . 33
Boek 3: Geef die geit terug! (lenteverhaal) . . . . . . . . . . 65
Boek 4: Laat me los, stomme aap! (zomerverhaal) . . 93
E R F ST
H E R F ST
E R F ST
H
H
H
E R F ST
Inhoud
1. Heel dom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
2. Eef is ontvoerd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
3. Een spoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
4. Hand bij de knop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
5. Het spel is uit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
1. Heel dom
‘Ik ben klaar met mijn toets, juf’, zegt Kas.
‘Heel goed’, zegt juf Fiep.
‘Wie klaar is, mag naar huis.
Of naar de overblijf.
Maar pas op voor de wind.
Zorg dat je niet wegwaait. ’
Kas wil de klas uit lopen.
Maar Eef houdt hem tegen.
‘Zal ik jouw toets nakijken? ’ zegt ze.
Ze grist het blaadje uit Kas’ hand.
‘Ik zie meteen al een paar fouten. ’
Mijn broertje heeft bijn in zijn puik.
De dokter geeft hem een bil.
‘Mijn broertje heeft bijn in zijn puik?
Dat is echt heel dom, Kas.
Mijn broertje heeft pijn in zijn buik, moet het zijn.
En het is niet bil, maar pil.
Denk toch wat beter na. ’
9
Juf Fiep schudt haar hoofd.
‘Laat het nakijken aan mij over, Eef. ’
Eef haalt een appel uit haar rugzak.
‘Kas moet gewoon beter zijn best doen’, zegt ze.
‘Dan hoeft hij niet zulke domme fouten te maken. ’
‘Eef!’ zegt juf Fiep boos.
‘Dat zeg je toch niet!’
‘Waarom niet? ’ zegt Eef.
Ze neemt een hap van haar appel.
‘Je moet altijd de waarheid zeggen.
10
Dat zegt mijn vader. ’
Eef geeft haar toets aan juf.
‘Kijk maar na, juf.
Ik wed dat ik weer nul fout heb.
Ik denk altijd goed na. ’
Kas sloft het lokaal uit.
Hij kijkt naar de grond.
‘Kas, wat is er aan de hand? ’ vraagt Saar.
Kas veegt een traan weg.
‘Er is niks’, zegt hij boos.
Tom geeft Kas een stomp tegen zijn schouder.
‘Trek je toch niks van Eef aan.
Kom je bij mij thuis eten?
Gaan we daarna voetballen, oké? ’
Roooor
Een grijze bus rijdt keihard de straat in.
Ieeee!
De bus remt vlak voor het schoolplein,
zo hard dat er rook uit de banden komt.
Eef rent door de storm naar de bus,
en tikt op het raam.
11
‘Bent u nou helemaal!’ zegt ze.
‘Zo hard rijden vlak bij een school.
Er lopen hier kinderen.
Dit kan toch niet!’
De deur van de bus zoeft open,
en er komt een harige hand uit.
‘Hee!’ roept Eef. ‘Wat gebeurt …’
De hand pakt Eef stevig vast,
en trekt haar naar binnen.
Boink!
De deur schuift met een klap dicht,
en de bus scheurt de straat uit.
Roooor
12
2. Eef is ontvoerd!
Kas rent tegen de wind in achter de bus aan.
‘Stoppen!’ roept hij.
Maar de bus rijdt door en verdwijnt om de hoek.
‘We moeten 112 bellen!’ roept Roos.
‘Eef is ontvoerd.
Wie heeft er een mobiel? ’
‘Wacht even’, zegt Tom.
Hij loopt naar de plek waar de bus heeft gestaan.
Op de stoep ligt een briefje.
‘Foor Fiep’ staat erop.
‘Dit is een briefje voor juf’, zegt Tom.
‘Laten we snel naar haar toe gaan!’
De kinderen rennen naar de klas.
Juf zit aan tafel toetsen na te kijken.
Ze eet een broodje met banaan.
‘Hé, jongens’, zegt ze met volle mond.
‘De pauze is nog niet voorbij. ’
‘Maar juf, ’ zegt Tom, ‘Eef is ontvoerd. ’
Juf Fiep laat haar brood vallen.
13
‘Wat zeg je me nou? ’ roept ze.
‘Er stopte een bus voor het schoolplein’, zegt Rik.
‘Eef liep ernaartoe.
Ze zei dat hij niet zo hard mocht rijden.
Maar een hand trok haar naar binnen.
En toen ging de bus ervandoor. ’
‘Ik heb een briefje gevonden’, zegt Tom.
‘Het lag op de plaats waar de bus stopte.
Volgens mij is het voor u. ’
Juf Fiep pakt het briefje aan.
Haar stemt trilt als ze voorleest:
14
Juf Fiep slaat haar hand voor haar mond.
‘Oh nee’, zucht ze.
‘Kent u die vent? ’ vraagt Tom.
Juf Fiep knikt langzaam.
‘Oom Joop is een broer van mijn vader’, zegt ze.
‘Hij heeft een hekel aan werken.
Hij droomt ervan om steenrijk te zijn.
Hij steelt weleens een mobieltje,
hij berooft weleens een bank,
maar dat hij zoiets zou doen …’
‘Hij schrijft wel een beetje raar’, zegt Roos.
‘Kijk nou, hij schrijft soeken met een s,
en kwaat met een t aan het eind.
Dat moet toch met een d? ’
‘Dat maakt me niet uit’, zegt juf Fiep.
‘Maar dat hij een kind uit mijn klas ontvoert,
daar word ik woest van.
Er komt stoom uit mijn oren,
zo kwaad ben ik.
Weten jullie waar hij
heen is gegaan? ’
‘Die kant op’, wijst Rik.
‘Dan gaan we daar naartoe’, zegt juf.
15