9 1. Milan Hofstra ‘Hé, moet je hier zien!’ Vera houdt haar wijsvinger bij een foto in de krant. Moeder kijkt op. ‘Da’s volgens mij die jongen uit de Van Randwijklaan’, zegt Ve r a . Moeder haalt haar schouders op. ‘Jongen uit de Van Randwijklaan? Daar zullen vast wel meer jongens wonen. ’ ‘Nee, ik bedoel die van eh … z’n moeder heeft een stel katten waar ze regelmatig mee in de praktijk bij paps komt. ’ Moeder staat op. ‘Ik zou het niet weten. Laat eens zien? ’ Vera klopt met haar wijsvinger op de foto. Moeder buigt voorover. ‘Oh, dat is Milan Hofstra. ’ Vera kijkt haar moeder verrast aan. ‘Hoe weet u dat? Kent u hem? ’ ‘Staat er onder’, zegt moeder. Vera draait haar ogen naar het opschrift onder de foto. ‘Milan Hofstra gaat fietsen voor huizen in Bangladesh’, leest ze mom - pelend. ‘Kent u hem echt? ’‘Nee joh’, grijnst moeder. ‘Ik zou niet weten waarvan. ’ ‘Eddy kent hem wel. Die heeft het een keer flink aan de stok gehad met hem. ’ ‘Met wie heeft Eddy het niet aan de stok gehad? ’ zegt moe- de r. ‘Waar is Edwin? ’ vraagt Vera. ‘Volgens mij in de schuur bij z’n nieuwe hobby’, antwoordt moeder. ‘Ga hem maar roepen. Dan gaan we wat drinken.
10 Roep vader ook meteen uit de praktijk. Het spreekuur is voor - bij. Hij zal wel koffie lusten. ’Vera wipt van haar stoel en loopt naar de hal. Daarvandaan gaat een trap naar beneden naar de dierenartspraktijk van haar vader. Vader is wat spullen aan het opruimen. ‘Koffie, paps!’ roept Vera vrolijk. Ze wil doorlopen, maar bedenkt zich. ‘Eh … kent u Milan Hofstra uit de Van Randwijklaan? ’‘Van die familie met die katten? ’ reageert vader direct. ‘Ja. Die Milan staat in de krant. Moet u maar kijken. Ik ga Edwin even roepen. ’ ‘Is goed’, zegt vader, ‘ik kom naar boven. ’ Vera loopt de praktijk uit en gaat naar buiten. De schuur staat achter het huis onder in de dijk. Vera opent de deur. De wielrenfiets van haar broer staat tegen de werkbank. Met een bus spuit Edwin vet op de ket - ting. Hij tilt de achterkant van de fiets op en zegt: ‘Draai eens even aan de trapper. ’ ‘Hoezo? ’ vraagt Vera. ‘Ja, moet ik dat helemaal gaan uitleggen. Draai nu maar e ve n . ’ ‘Nou zeg. Beetje vriendelijker mag ook wel’, zegt Vera, terwijl ze naar de trapper bukt en begint te draaien. ‘Weet je wie er in de krant staat? ’‘Nee, geen idee. De president van Amerika, denk ik. ’ ‘Milan Hofstra. Die ken je toch wel? ’ ‘Milan? Uit de Van Randwijklaan? ’ ‘Jij mag niet meer raden’, grijnst Vera. ‘Hoelang moet ik nog d raa ien? ’
11 ‘Stop maar’, zegt Edwin. ‘Staat-ie echt in de krant? Wat heeft- ie u itgespookt? ’‘Niets, het gaat over iets met huizen in Bangla-huppelekee. Kijk zelf maar zometeen. ’ Edwin zet de fiets weer tegen de werkbank en volgt Vera naar buiten. Ze lopen nu de trap op achter hun dijkhuis en gaan via de achterdeur naar binnen. ‘Ha, daar zijn jullie. Allebei cola zeker? ’ veronderstelt moeder. ‘Ja’, klinkt het tegelijk. Edwin krabbelt achter de oren van Tor, die zijn kop even optilt als zijn baasje langskomt. Dan lopen ze allebei door naar de kamer. ‘Waar is de krant? ’ vraagt Edwin. ‘Daar op tafel. Op het voorblad’, wijst Vera. ‘Nou, nou, het kan niet op’, zegt Edwin, terwijl hij een blik op de foto werpt. ‘In volle glorie!’ ‘Je kent hem als geen ander … toch? ’ zegt Vera. ‘Kwalletje’, zegt Edwin zacht. ‘Dat zeg je alleen maar omdat je ruzie met hem hebt gehad’, reageert Vera. ‘Ken jij hem nou, of ken ik hem? ’ zegt Edwin. ‘Ik ken hem nauwelijks’, moet Vera toegeven. ‘Nou dan’, zegt Edwin kort. ‘Nou dan …? ’ zegt vader, terwijl hij de kamer inkomt. ‘Oh niks. ’ Edwin heeft geen zin om uitleg te geven. ‘Hier staat-ie, paps’, wijst Vera weer. Moeder komt de kamer in met een vol dienblad. Vader buigt zich over de foto. ‘Ja, net z’n moeder. ’ ‘Ze hebben daar toch geen vader meer’, zegt Vera. ‘Of was dat ergens anders? ’
12‘Weet ik eigenlijk niet precies. Ik weet wel dat, als Milan een vader heeft, hij in ieder geval niet bij hen woont. ’ ‘Triest geval’, mengt moeder zich erin. ‘Ik weet nu wel wie het is. Die man is er vandoor met een andere vrouw en moeder is met vijf kinderen achtergebleven. ’‘Maar, eh … waarom staat-ie in de krant? ’ Vader buigt zich opnieuw over tafel en leest het onderschrift bij de foto. Hij fluit tussen zijn tanden. ‘Oké … dat is wel mooi van die jongen. Hij gaat sponsorgeld inzamelen voor huizen in Bangladesh. ’‘Oh ja, dat was het’, zegt Vera. ‘Je zei Bangla-huppelekee’, plaagt Edwin. Vader neemt de krant mee naar zijn stoel en leest het artikel eens goed. ‘Milan doet mee met een sponsoractie ehm … Fiets voor een huis . Nou, de naam zegt het al. Even kijken, hier staat het. Hij moet minimaal 500 euro aan sponsorgeld hebben om mee te kunnen doen. ’ ‘Meedoen? Waaraan? ’ vraagt moeder. ‘Even kijken hoor … In september beklimt hij met de fiets de Col du Galibier. Dat is ergens in Frankrijk. ’ ‘Kent u die Col du Appelbunjee? ’ vraagt Vera. ‘Galibier, Vera! Ik ben er inderdaad weleens geweest’, ant - woordt vader. ‘Maar dat is al lang geleden, hoor. Mooie streek en een mooie route overigens. Ik lees hier dat hij start in Valloire en dan 18 kilometer moet fietsen en 1200 meter moet stijgen op die route. ’‘Alleen? ’ vraagt moeder. ‘Nee, nee’, zegt vader. ‘Het gaat uit van twee organisaties, Wereldfoundation en Woord & Daad. ’
13 ‘Die laatste zit hier vlakbij in Gorinchem’, weet moeder. ‘Echt waar? ’ zegt Vera. Ze is een moment stil en lijkt na te denken. ‘Ook wel iets voor jou, Eddy, op je wielrenfiets!’ roept ze dan. ‘Hoe voel je je? ’ zegt Eddy met een donkere blik. ‘Samen met Milan zeker. ’ ‘Nee, dat hoeft niet’, zegt vader. ‘Er zijn een heleboel deel - n e m e r s . ’ ‘Twaalfhonderd meter klimmen … weet je hoe zwaar dat is’, bromt Edwin. ‘Milan kan het ook’, zegt moeder met een fijn glimlachje. ‘Moet ik nog zien’, brengt Edwin er tegenin. ‘Dan zul je toch ook mee moeten gaan’, zegt Vera met een grijns, ‘anders kun je het niet zien. ’ ‘Willen jullie me weghebben soms? ’ zegt Edwin nijdig. ‘Nee hoor’, lacht vader. ‘We kunnen ook met z’n allen gaan. ’ ‘Hè? ’ zegt Edwin. ‘Zijn jullie ziek? ’ ‘Nou, het is anders een mooi doel en een lekker sportieve activiteit. ’Edwin antwoordt niet, maar drinkt z’n cola op. ‘Wat ben je gezellig, Eddy. Lukt het weer eens niet met je fiets? ’ ‘M’n ketting’, zegt Edwin kort. ‘Wat is daar mee? ’ vraagt vader. ‘Versleten. ’ ‘Ik heb een idee. Je krijgt van mij een nieuwe ketting als je eens rustig wil nadenken over waar we het zojuist over had - den. Oké? ’ Edwin kijkt zijn vader verbouwereerd aan. Dan lacht hij. ‘Deal! Nadenken kost niks, maar een ketting is niet gratis!’