Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.Inhoudsopgave Voorwoord Deportatie Honger Dwangarbeid DwangkolchozZiekenhuis Vlucht Kaliningrad Noten Geraadpleegde literatuur Geraadpleegde internetbronnen Het getuigenis van Margarete Kühnapfel In de geschiedenis die breed achter ons uitwaaiert, zijn er verhalen die trots rechtop blijven staan omdat ze onmiskenbaar goed of fout zijn. Er zijn ook verhalen die schuchter in de marges van de geschiedenisboeken zijn weggekropen, omdat er verwarring heerst over de schuldvraag. Sommige menselijke dramas worden nauwelijks opnieuw verteld omdat ze niet passen in ons zwart-witte Dit boek gaat over zon menselijk drama: de geschiedenis van miljoenen Duitsers die zijn verdreven of gevlucht uit hun woongebieden, zodra duidelijk werd dat Hitlers Duitsland de Tweede Wereldoorlog niet zou gaan winnen. In lange colonnes gingen ze op weg. Voor het grootste deel kinderen, vrouwen en bejaarden, omdat de meeste mannen waren gesneuveld of ingezet in de oorlog. In het beste geval trokken ze een handkar achter zich aan, met de meest elementaire levensbehoeften als voedsel en warme kleding. Achterblijvers werden vermoord, uitgebuit of gedeporteerd naar een werkkamp. Naar schatting twee miljoen mensen overleefden het niet, vanwege de ontberingen en het extreme geweld waarmee de volksverhuizing gepaard ging. Achteraf konden de slachtoers hun verhalen nauwelijks kwijt. De Duitsers waren immers zelf de agressors, zíj waren de oorlog begonnen. Hadden zij dit drama niet over zichzelf afgeroepen? Maar dit boek gaat niet alleen over ellende. Het gaat vooral over hoop en vertrouwen. Over God, Die afdaalt in de diepste duisternis, Die Zich niet schaamt voor onze ellende, maar juist naast ons komt staan. De schrijfster van dit boek, Margarete Kühnapfel, heeft zelf onnoemelijk veel geleden in deze tijd. Verkrachtingen, honger, vervuiling en ziekte; ze heeft het aan den lijve ondervonden. Toch geeft zij hier een krachtig getuigenis en schrijft openhartig over de hoogten en diepten van haar geloofsleven. Over Christus schrijft ze, Die zij juist in de meest barre omstandigheden heeft ervaren als een reisgenoot. De auteur werd op november geboren als Margarete Ella Hedwig Riemann in Metgethen, een groen voorstadje van Königsberg in Oost-Pruisen. Naar alle waarschijnlijkheid is zij na de middelbare school naar de grote stad getrokken om er theologie te studeren aan de prestigieuze Albertina Universiteit. Voor vrouwen hield de theologische studie op bij het eerste kerkelijke examen: het vicariaat. Mannen konden verder studeren om een tweede kerkelijk examen te doen, waarna ze beroepen konden worden als predikant. En waarschijnlijk is ook dat ze daar een leuke jongeman heeft leren kennen: de een halaar oudere Siegfried Kühnapfel uit Rastenburg. De theoloog Hans Joachim Iwand die een voorwoord schreef bij de Duitse uitgave van dit boek heeft Siegfried in die tijd gekend. Hij omschreef hem als een voor mij onvergetelijke jonge theoloog, die ik al sinds onze studententijd kende en die wij allemaal graag mochten en waardeerden. Hij was standvastig in zijn overtuigingen en liet zich in zijn geweten leiden door Gods Woord. Op die manier heeft hij zijn gemeente geleid en haar afgestemd op het getuigenis van de Bekennende Kirche, totdat de oorlog kwam en hij soldaat werd en moest sterven Na haar studie werd Margarete als vikarin aangesteld in de Evangelische Kirche van Rastenburg. Siegfried werd beroepen door de kerk van Liebenberg; een klein plaatsje dat nu aan Polen toebehoort en Klon heet. Op april hield hij er vol enthousiasme zijn eerste dienst. De preek begon hij met de woorden: Zing voor de H een nieuw lied, want Hij doet wonderen. Ja, lieve gemeente, Hij doet ook vandaag nog wonderen, want u bent nu niet langer verweesd. En jullie, lieve jongeren, wees blij, we gaan nu allemaal samen vrolijk zingen en aan het werk. In reisde Margarete haar geliefde achterna. Ze trouwden en dienden de gemeente samen: hij als predikant, zij als predikantsvrouw. Toen de oorlog uitbrak werd Siegfried onder de wapenen geroepen om te vechten aan het front. Ik ( Titia Lindeboom) heb het telefoonnummer gekregen van een oud-Liebenbergse. De hoogbejaarde dame uit Solingen was indertijd een tienermeisje en weet zich het echtpaar Kühnapfel nog goed te herinneren. Vierennegentig is ze, maar nog behoorlijk . Het waren zulke lieve en voorkomende mensen, vertelt ze. En zij was een hartverwarmende vrouw. Nee, ze wil niet met haar naam in het boek, uit angst om te worden ondervraagd op haar oude dag. Maar haar herinneringen wil ze in dit telefoongesprek wel met mij delen. Met Palmpasen Pfarrer Kühnapfel belijdenis gedaan, het was zijn eerste belijdenisdienst. Op een gegeven moment werd hij dienstplichtig. In Königsberg trouwde hij in militair uniform, met zijn verloofde Margarete. Het echtpaar had zich uit overtuiging aangesloten bij de Bekennende Kirche, die zich verzette tegen het regime van de nationaalsocialisten. Om die reden werd hij een aantal jaren later gevangengenomen, een lot dat hij deelde met predikanten van de omliggende dorpen. Margarete nam zijn werkzaamheden over. De vreugde in de gemeente was groot toen hij in , vlak voor Kerst, terugkeerde. Die blijdschap zou duren tot Palmpasen. De ochtenddienst liep ten einde. Weer waren jonge mensen naar voren gekomen om belijdenis te doen van hun geloof. De oude dame: We hadden een prachtige dienst beleefd met elkaar. Heel vreugdevol. Het belijdenisgedeelte was goed verlopen. Voor in de kerk speelde de brassband Jesu, geh voran Onverwacht kwamen er mannen binnen van de SA, met hun bruine hemden met hakenkruizen. Er ging een schok door de kerk. Ze waren met zn tweeën en liepen naar het altaar, waar ze dominee Kühnapfel meenamen. Met de handen op de rug voerden ze hem weg, alsof hij een misdadiger was. Zijn vrouw viel auw. Omdat hij voor de tweede maal weg moest, hadden we hoop dat hij nog terug zou komen. Als gemeente hebben we zó hard gebeden, zóveel brieven geschreven. Maar hij kwam niet terug. We hoorden dat hij als soldaat is gestorven in Stalingrad. De catechisaties werden overgenomen door zijn vrouw, totdat zij vertrok uit onze gemeente. Toen de Russen kwamen vluchtte het toen nog jonge meisje weg, samen met haar moeder en broer. Ik heb nog zo veel verschrikkelijke herinneringen uit die tijd. Een vrouw die wij kenden werd verkracht voor de ogen van haar drie kinderen. Ze had juist erwtensoep gemaakt voor haar gezin, en die aten de soldaten op. Wij zijn later teruggekeerd naar ons dorp, maar alles was óf platgebrand óf gestolen. Liebenberg stond voortaan onder Pools beheer. De Polen waren slecht voor ons, vertelt de vrouw. We moesten onredelijk hard voor ze werken en we mochten geen Duits meer praten, alleen maar Pools. In de Tweede Wereldoorlog werden veel predikanten onder de wapenen geroepen, waardoor er een groot tekort ontstond aan zielzorgers. Het landelijke bestuur van de Evangelische Kirche besloot ook vrouwen toe te laten tot het ambt, mits zij theologie hadden gestudeerd. Men beriep zich daarbij op de bijbeltekst uit Galaten Daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus. Op deze manier kon Margarete voortaan het ambt van predikant vervullen. Later is die toestemming voor vrouwen weer ingetrokken, tot in de jaren zestig van de vorige eeuw. Siegfried raakte vermist tijdens de Slag bij Stalingrad (). Hij werd voor het laatst gezien in het voorjaar van strafkamp Jelabuga en is daar vermoedelijk gestorven, ook al is er geen registratie van zijn dood bewaard gebleven. Margarete heeft nog lang de hoop gekoesterd dat hij nog leefde; in de krant Ostpreussische Nachrichten een zoekadvertentie om mensen te vinden die meer over hem zouden kunnen vertellen. Tevergeefs. Margarete en Siegfried waren ouders geworden van twee kleine jongens; zij stierven kort na de vermissing van hun vader. De jonge weduwe vertrok uit de pastorie van Liebenberg. Zij werd beroepen in twee andere verweesde gemeenten in Oost-Pruisen en woonde het Rode Leger dreigde binnen te vallen. Ze voegde zich bij haar moeder in Metgethen, die daar alleen woonde sinds een jaar eerder haar man was gestorven. Oost-Pruisen was eeuwenlang de onneembare oosthoek van Duitsland, met de havenstad Königsberg als trotse poort naar de wereld. Aangeleund tegen Polen en Litouwen, leek het comfortabel naar het westen te kijken. In rukte het leger van de Sovjet-Unie steeds verder westwaarts op, naar de Duitse provincie. Aangewakkerd door de nazipropaganda werden er onder de Duitse bevolking verhalen verteld over bolsjewistisch-mongoolse horden, die plunderend, verkrachtend en brandstichtend door de dorpen trokken. Het eerste Duitse dorp waar het Rode Leger binnenviel was Nemmersdorf. Op oktober heroverden soldaten van de Wehrmacht het plaatsje en wat ze aantroen was tenhemelschreiend: zon twintig burgers die zonder pardon waren afgeslacht, vrouwen en meisjes waren bruut verkracht. Berlijn stuurde onmiddellijk cameraploegen om in te zoomen op de ontzielde lichamen en vooral te benadrukken wat voor een beesten de Russen waren. De bedoeling was de haat onder de bevolking aan te wakkeren, maar het resultaat was totale paniek. De angst was waarheid geworden! Mensen wilden vooral wég uit Oost-Pruisen, maar vluchten was een lae daad volgens de nazilosoe. Wie zijn spullen pakte om naar het westen te gaan, kon standrechtelijk worden geëxecuteerd. Toen rond de jaarwisseling van de Russische troepen een groot oensief begonnen, de Duitse fronten van Oost- Pruisen tot Silezië ineen begonnen te storten én de soldaten van de Wehrmacht zich terugtrokken, was er geen houden meer aan. Tussen de twaalf en veertien miljoen Duitsers trokken weg uit hun geboortestreek in die strenge winterperiode. Van de vluchtelingen uit Oost-Pruisen stierven tienduizenden onderweg, een ander deel wist over de bevroren Oostzee de havensteden Pillau, Danzig en Gotenhafen te bereiken. Daar hoopten ze ingescheept te kunnen worden in een oorlogsschip, een passagiersschip of een koopvaardijschip. Honderdduizenden mensen hebben op die manier een veilig onderkomen gevonden in het westen. Aan de kade van Gotenhafen lag het passagiersschip de Wilhelm Gustlo. De vluchtelingen die daar inscheepten op januari zouden een hel meemaken. Het schip werd getroen door drie torpedos van een Russische onderzeeër en zonk binnen een uur. Er kwamen mensen om het leven, onder wie meer dan vijfduizend kinderen. Het is de grootste scheepsramp uit de geschiedenis. Margaretes moeder, die ook Margarete heette, had niet de moed om zich in de exodus te begeven. Zo veel geliefden waren gestorven, onder wie haar man en haar zoons, ze wilde nu vooral thuis zijn. De beslissing om te blijven in Metgethen zou rampzalige gevolgen hebben, zoals te lezen is in dit boek. De beide Margaretes werden afgevoerd naar een dwangkolchoz, de moeder stierf en werd door haar dochter begraven op . Vijf jaar later zou de auteur alsnog een rouwadvertentie plaatsen, waarin zij onder andere schreef: Zij stierf, zelf in het land van de vermisten, in volkomen onwetendheid over het lot van onze nog achtergebleven familieleden en werd door mij op het dorpskerkhof van Lorentzen, district Pilkallen, begraven. Ik gaf haar het Godswoord mee: Jezus antwoordde en zei tegen hem: Wat Ik doe, weet u nu niet, maar u zult het later inzien ( Joh. ). Opgesloten in de kolchoz miste Margarete al het wereldnieuws. In de zomer van troen drie wereldleiders elkaar in Potsdam: Winston Churchill van Groot-Brittannië, Harry S. Truman van de Verenigde Staten en Joseph Stalin van de Sovjet-Unie. Bij deze gelegenheid werd de denitieve westgrens van Polen vastgelegd, ten koste van Duits grondgebied. De Duitsers die nog in de oostelijke gebieden woonden, zouden moeten worden verdreven. In die tijd was men ervan overtuigd dat het een goede zaak was om te streven naar nationale en etnische eenheid, het zou de vrede bevorderen. Men achtte het noodzakelijk om bevolkingsgroepen te laten verhuizen, zo nodig gedwongen. Na alle verschrikkingen die de nationaalsocialisten over Europa hadden gebracht, waren de Duitsers meer gehaat dan ooit. Om een bloedige wraakactie te voorkomen werden in het verdrag van Potsdam de volgende regels opgenomen: De drie regeringen hebben deze kwestie vanuit alle mogelijke gezichtspunten bekeken en beseen dat moet worden overgegaan tot het overbrengen naar Duitsland van de Duitse bevolkingsgroepen of delen daarvan die nu nog aanwezig zijn in Polen, Tsjecho-Slowakije en Hongarije. Ze zijn het er met elkaar over eens dat dit op ordelijke, humane wijze dient te geschieden. Met deze Potsdammer handel was onder andere Oost-Pruisen met één pennenstreek van de wereldkaart geveegd. Het gebied zou toekomen aan Polen, met uitzondering van de regio rondom Königsberg. Vanwege de strategische ligging maakte de Sovjet- Unie aansprak op de stad, die ze Kaliningrad noemden. Bij de uitvoering van deze plannen was van ordelijkheid geen sprake, laat staan van humaniteit. Dat was te veel gevraagd van de Polen en Russen, die zo veel jaren hadden geleden onder de minachting van hun buren in het westen en de gruwelen die Duitsers hadden gepleegd. De verdrijvingen gingen gepaard met veel geweld en bloedvergieten. In zijn voorwoord schrijft Iwand hierover: Als een engel van God vanuit de hemel neer kon kijken op de in bloed gedrenkte velden van het oosten, dan zou hij zeker geen onderscheid kunnen maken tussen de verschillende volkeren, zoals wij dat in onze verblinding doen. Hij zou onderscheid maken tussen degenen die onrecht doen en degenen die onrecht ondergaan. Voor alle tranen die daar gevloeid zijn, geldt de belofte dat ze eenmaal gedroogd worden. Voor alle mensen die daar gezondigd hebben, geldt het Evangelie dat het kruis ook voor hen is opgericht. Toen Margarete de dwangkolchoz eindelijk wist te ontvluchten, bestond haar geboortestreek niet meer. Samen met andere Heimkehrer moest ze haar bestaan elders in Duitsland opbouwen. De vluchtelingen uit het oosten werden bepaald niet met open armen ontvangen. In een land dat weer vanaf de grond moest worden opgebouwd werd gemord over de nieuwkomers, die ook aanspraak maakten op voedsel en huisvesting. Margarete verhuisde naar Wilhelmshaven, zon honderd kilometer van de Nederlandse grens, en later naar de stad Mölln waar ze het laatste decennium van haar leven woonde in een woonzorgcomplex. Ze is zich altijd blijven inzetten voor de ontheemden uit Oost-Pruisen, tot aan haar februari Terug naar Liebenberg. Er zijn opvallend veel fotos bewaard gebleven van de Kühnapfels in en rond de pastorie. Het zijn intieme kiekjes. Ze doen vermoeden dat het echtpaar bevriend was met de plaatselijke fotograaf, die zijn negatieven heeft weten te bewaren tot na de verdrijvingen. Of hebben ze elkaar gefotografeerd? Er is een foto van het interieur, van een tot aan het plafond reikende kerstboom. Een foto van Margarete, die in de keuken iets aan het schillen is. Van de woonkamer, waar ze de krant leest. Iets aan het breien is. In de tuin poseert ze bij een zorgvuldig aangeklede vogelverschrikker en stopt ze olijk iets van de oogst in haar mond. Zijn het kersen? Aardbeien? Met haar blote schouders ziet ze er meisjesachtig uit. Er is een foto waarop Siegfried aan het schrijven is aan zijn bureau. En een foto van hem in zwarte toga met hoge baret. Met gewichtige boeken onder zijn linkerarm legt hij zijn rechterhand op de knop van de kerkdeur. Mijn persoonlijke favoriet is een sepia foto van het stel met hun Duitse jachthond, terwijl ze in de tuin poseren. Margarete is gekleed als een dame, met het haar naar achteren gekapt in een madonnenscheitel: een strakke scheiding in het midden. Ze draagt een blouse met ruches en een strik, een lichte jurk tot over de knieën. Siegfried heeft zijn ociersuniform aan. Met een geconcentreerde blik houdt Margarete haar hond in bedwang, hij moet ook op de foto maar wil duidelijk niet stil blijven poseren. Haar man kijkt geamuseerd naar haar en zegt iets, misschien een relativering. Voor een vrouw die alles in haar leven is kwijtgeraakt, moet het een grote zegen zijn geweest toen bleek dat die fotos bewaard waren gebleven. De fotos zijn op internet gezet door Kreisgemeinschaft Ortelsburg: een organisatie die de herinnering aan het district Ortelsburg waaronder Liebenberg viel levend houdt. In publiceerde deze zelfde organisatie een boek met beschrijvingen van alle kerken in het district. Oud-gemeentelid Hildegard Petersen beschrijft daar haar ontmoetingen met de Kühnapfels. Ze schrijft onder meer over het begin van de oorlog, toen de kerkklokken uit de toren werden gehaald. De klokken zouden worden omgesmolten tot oorlogsmaterieel. Voor de gemeenteleden was dat een zeer ingrijpende gebeurtenis, en ook Hildegard beklaagde zich bij haar predikant over hoe kaal de kerk was, zo zonder versiering. Het antwoord dat Siegfried haar gaf, was kenmerkend voor de hoopvolle en toekomstgerichte manier van denken van de Kühnapfels: De mooiste versiering van een kerk is een levende gemeente, en die hebben wij. Titia Lindeboom December Verloren Duits grondgebied 1919-1945 Alsace-Lorraine(aan Frankrijk) Noord-Schleswig(aan Denemarken) Pomerania Silesia Pomerania Silesia Opper Silesia (aan Polen) Land van Hultschin (aan Tsjechoslowakijke) Posen (aan Polen) West Pruisen (aan Polen) Oost Pruisen (aan Polen) Memelland (aan Litouwen) Gebieden verloren volgens het Verdrag van Versailles, Vrije Stad Danzig, Gebieden verloren aan Polen, Gebieden verloren aan de Sovjet Unie, Belangrijke plaatsen in het leven van Margarete Kühnapfel Königsberg Kaliningrad Rastenburg Ktrzyn Ortelsburg Szczytno Angerburg Wgorzewo Metgethen Wijk van Kaliningrad Labiau Polessk Tilsit Sovjetsk Ragnit Neman Pillkallen Dobrovolsk Lorentzen Petrowskoje Gumbinnen Goesev POL E N L I T O UWE N O OST ZE E Königsberg Kaliningrad Rastenburg Ktrzyn Ortelsburg Szczytno Angerburg Wgorzewo Metgethen Wijk van Kaliningrad Labiau Polessk Tilsit Sovjetsk Ragnit Neman Pillkallen Dobrovolsk Lorentzen Petrowskoje Gumbinnen Goesev POL E N L I T O UWE N O OST ZE E Deportatieroute Vluchtroute Woon- en werkplaatsen van Margarete Kühnapfel Königsberg Kaliningrad Rastenburg Ktrzyn Ortelsburg Szczytno Angerburg Wgorzewo Metgethen Wijk van Kaliningrad Plaatsen waarlangs Margarete is gedeporteerd Labiau Polessk Tilsit Sovjetsk Ragnit Neman Pillkallen Dobrovolsk Plaats waar de dwangkolchoz zich bevond Lorentzen Petrowskoje Plaats waarlangs Margarete is gevlucht Gumbinnen Goesev Tegenwoordige naam cursief Deportatieroute Vluchtroute Voorwoord Ik schrijf dit verslag niet omdat ik mij inbeeld iets buitengewoons beleefd en geleden te hebben. Duizenden Duitse zusters hebben iets dergelijks meegemaakt. Ik wil geen medelijden wekken. Ook kan ik mij er niet op beroemen dat ik, wat ik meemaakte, bijzonder dapper en een christen waardig heb doorstaan. God de alwetende, menig medeslachtoer uit die tijd en ikzelf weten dat ik dikwijls heb gefaald. Het gaat om herinneringen waarbij het schaamrood mij nu nog op de kaken staat; om vele donkere uren, waarvoor ik Gods barmhartigheid en vergeving heel hard nodig heb. Ik wil ook geen bewondering oogsten. Niet om iets interessants en actueels te vertellen schrijf ik dit verslag, hoewel het zeer interessant en actueel is wat ik te zeggen heb. Ook spreek ik niet om namens alle medeslachtoers de onmenselijkheid van de vijand aan te klagen, of zelfs de haat in de wereld aan te wakkeren. Daarom Margarete Kühnapfel haalt door haar hele boek heen passages aan uit de Dreigroschenoper, oftewel de Driestuiversopera. Dit Duitse theaterstuk met teksten van Bertolt Brecht en muziek van Kurt Weill werd in voor het eerst op de planken gebracht. Bertolt Brecht baseerde zich bij het schrijven op de Beggars Opera, een werk van John Gay uit De Driestuiversopera speelt zich af op de jaarmarkt van het Londense bevolkingssamenstelling: zo woonden er artiesten, prostituees en buitenlanders van uiteenlopende komaf. Het theaterstuk is één grote aanklacht werd het stuk verlmd, en net als het theaterwerk werd de bioscoopversie razend populair, mede door de jazzy muziek van Kurt Weill. aan de macht kwam, werd het stuk verboden. Weill was Joods, Brecht een marxist, en dus slecht in de ogen van de nazis. Datzelfde jaar nog vertrok Kurt Weill naar Parijs en zette vanaf rière voort in New York. Ook Bertolt Brecht kwam na in de Verenigde Staten terecht, maar moest vluchten vanwege zijn communistische sympa heb ik altijd de seculiere kranten terzijde gelegd als het ging om de berichtgeving. Het is beslist mijn bedoeling niet om samen met de ontheemden, degenen die achterbleven in de oorlog, de berooiden en de rouwenden te zuchten en morren of zelfs in opstand te komen tegen God, Die alles toegelaten heeft en nog steeds toelaat. Nee, ik wil veeleer dat u, die dit leest, onrustig wordt over de ware gesteldheid van het menselijk hart. Sinds eeuwen zijn wij mensen bekend met het oordeel van God: de gedachtespinsels van het hart van de mens zijn immers slecht, van zijn jeugd af en toch heeft dat ons niet in een heilzame staat van onrust gebracht, ook niet aan ons aan wie de zielzorg is toevertrouwd. Het heeft ons niet verhinderd om in burgerlijke rust en zekerheid verder te leven en mee te bouwen aan de toren van menselijke zelfverheerlijking, die steeds opnieuw wordt opgebouwd, ook als God hem van tijd tot tijd omvergooit. In normale tijden wordt niet duidelijk wat Bertolt Brecht het koor zeggen laat in zijn Driestuiversopera: Heren, beeldt u zich maar niets in. De mens leeft slechts van wandaden alleen. Maar is er met de wereld niet iets soortgelijks aan de hand? Zijn wij niet gewend om haar te beschilderen, te verkleden, te maskeren? In de jaren dat ik onder de Russen leefde heb ik het menselijke hart leren kennen, zonder sluiers, zonder maskers, zonder huichelachtige hoelijkheid tussen welgestelde burgers. En toen de dekmantel voor slechtheid een stukje werd opgelicht door de omstandigheden, schrok ik van wat ik zag. Niet alleen bij de vijand, niet alleen bij de zogenaamde goddelozen, maar overal om mij heen, bij goede Duitsers, bij vrome christenen, en ook bij mijzelf nam ik het waar. En weet ik nu meer van de peilloze slechtheid van ons hart, en weet wandaden meer dan wij er in de kerk normaal gesproken van weten. Ik weet ervan, op een concrete en pijnlijke manier. In Bertolt Brechts stuk staat er in het lied van Peachum: Een goed mens zijn! Ja, wie zou dat niet graag zijn? Je goed aan de armen geven, waarom niet? Als iedereen goed is, is Zijn rijk niet ver. Wie zou niet heel graag in Zijn licht zitten? Een goed mens te zijn! Ja, wie zou dat niet graag willen? Maar helaas zijn zelfs op deze sterde middelen karig en de mensen ruw. Wie zou niet in vrede en eendracht willen leven? Maar de omstandigheden, die zijn niet zo! Als er onder de lezers frontsoldaten, gedeporteerden en vluchtelingen zijn, zullen zij bij deze zinnen moeten denken aan specieke situaties van nood die zijzelf hebben meegemaakt. De zinnen lijken te bevestigen dat het waar is, dat de slechte dingen nu eenmaal gebeuren uit nood, uit honger en onder dwang van omstandigheden. Inderdaad, een goed mens, wie zou dat niet graag zijn maar de omstandigheden zijn niet zo. En daaruit volgt dan: de mens leeft slechts van wandaden alleen Maar de Bijbel kent geen dwang van omstandigheden. Die oordeelt dat de gedachtespinsels van het hart van de mens slecht zijn, van zijn jeugd af. Maar het zijn de omstandigheden die dat openbaar maken. De wandaden van de mensen blijven in normale tijden vaak verborgen. Toch zijn ze onze drijfveer. Lijden en nood, verdorvenheid en verlatenheid, onzekerheid en angst om het bestaan komen eruit voort, totdat we aan de hand van de dood worden overgegeven. Over wat ik heb beleefd en geleden, wil ik verslag uitbrengen. Maar niet over alles. De donkerste en de gruwelijkste dingen kan en wil ik niet aan de openbaarheid prijsgeven. Toch is het niet mijn bedoeling om, met dit verslag van mijn ervaringen, uiteindelijk de nood en slechtheid van ons mensen aan te tonen. Het is eerder zo dat alles wat donker is transparant wordt door Zijn licht. In alle nood die ik beschrijf, wil ik verwijzen naar de Helper Die mij in het duistere dal gezegend heeft. Zo mag ik doorgeven wat ik ontvangen heb: genade op genade. Iedereen die samen met mij ontsteld is over de slechtheid van ons hart, dat zo veel leed aanricht in de wereld, mag over deze donkere en in zelfverheerlijking badende wereld de glans van de goddelijke heerlijkheid zien oplichten van onze Heiland, Jezus Christus. Ik verzoek u als lezer om deze insteek niet te vergeten. U zult heel veel ervaren over mijn leven en mijn ellende. Raakt u daar niet al te zeer van onder de indruk. Raakt u liever onder de indruk van de genade van God, van Wie ik in alle zwakheid getuigenis wil aeggen. Margarete Kühnapfel Legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar (Ps. Hel Ik kom uit Oost-Pruisen, uit Königsberg. In dienst van de kerk werkte ik eerst in Rastenburg, vervolgens als predikantsvrouw in het district Ortelsburg, ten slotte in twee verweesde gemeenten in het district Angerburg, waarvan de predikanten gevallen of vermist waren. Als vrouw van een predikant van de illegale Bekennende Kirche leerde ik door de kerkstrijd al vroeg de onzekerheid van het leven kennen. Meerdere maanden achtereen bracht mijn man door in hechtenis en sinds het uitbreken van de oorlog stond hij aan het front. Sinds Stalingrad werd hij als vermist opgegeven. Kort daarop nam de dood mijn twee kinderen van mij af, het was een tweeling. Ik werd meegezogen in de maalstroom van de kerkstrijd en de totale oorlog. Ik moest vertrekken uit mijn thuisgemeente en ik werd beroepen naar de beide verweesde gemeenten, waar ik de werkzaamheden overnam. Nauwelijks een jaar later moest ik toch ook de vreemde pastorie en de nieuwe gemeenten weer verlaten, omdat het hele district werd geruimd voor de oprukkende Russen. Ik ging echter niet naar het westen, maar bleef bij mijn oude moeder in de voorstad Metgethen bij Königsberg. Zij had niet meer de kracht om weg te trekken naar een vreemde omgeving. Oorlogsomstandigheden hadden ertoe geleid dat de andere leden van mijn familie óf gestorven óf gevallen óf vermist waren. Mijn moeder kon zich er niet toe brengen om zich met zo veel leed onder onbekende mensen te begeven. De Russen waren voorlopig teruggeslagen en nog niet binnengedrongen in het district Angerburg. Daarom kregen wij toestemming om onze woningen te bezoeken, die wij haastig hadden verlaten. Bij deze gelegenheid wilde ik meteen mijn hond ophalen. Het was een mooi en waardevol dier. Ik had hem toevertrouwd aan de zorgen van iemand anders, omdat ik hem bij het transport naar Metgethen niet kon meenemen. Toen ik bij mijn woning aankwam trof ik deze volledig verwoest aan. Er was nog maar een week voorbij sinds ik er weg was gegaan. Alles wat ik ingepakt had was opengescheurd, overhoop gehaald, stukgeslagen en voor het grootste deel verduisterd. Tussen alles in lag mijn goede hond. Hij had bloedende wonden en leed onbeschrijijke pijnen. Hij was weggelopen bij zijn verzorger en had zich in de pastorie opgesteld als trouwe waakhond. De daders hadden op hem geschoten en nu lag hij daar hulpeloos te lijden. Wie weet hoe lang al. Het was een verschrikkelijk gezicht. Maar nog ontstellender was de gedachte dat het Duitsers waren die dit hadden gedaan, mannen van de Waen-SS! Mijn hart, dat toch al verzwakt was door alles wat ik had geleden, bezweek. Ik viel bewusteloos op de grond waarbij ik een hersenschudding op liep. Bij mijn moeder Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, op te nemen. Ze richtten er een gruwelijk bloedbad aan. Toen twee dagen later Wehrmachtsoldaten de plaats heroverden, ontdekten zij de verminkte lijken. De propagandamachine van minister Goebbels maakte gebruik van dit drama, door het groots uit te lichten in de media. Hoewel hij daarmee de haat en minachting voor de Russen wilde aanwakkeren, brak er vooral kregen de opdracht om de telefoonkabel te repareren tussen Königsberg en Pillau. Eén van hen beschreef wat zij op februari aantroffen:
In iedere woning zijn dode burgers, verrast in hun slaap. Vrouwen zijn op beestachtige wijze omgebracht, hun borsten afgesneden. Anderen hangen aan bomen. (
) Alle vrouwen zijn misbruikt, ook achtjarige meisjes ... Op een tennisveld worden dertig lijken aangetroffen, verminkt en in stukken gescheurd. Twee jonge vrouwen werden vastgemaakt aan twee voertuigen en uiteengereten. De overlevenden, zo meldde een andere getuige, bevonden zich in een staat die grensde aan waanzin. in Metgethen lag ik in bed om te genezen. Naast mijn bed lag de hond, die met hulp van de dierenkliniek weer was opgelapt. Hij week niet van mijn ziekbed totdat ik kon opstaan. In januari maakte ik met mijn moeder de inval van de Russen in Metgethen mee. Door publicaties is die gebeurtenis later bekend geworden als de hel van Metgethen. En inderdaad, het was de hel die over ons uitbrak. De lucht was vol van de explosies van het opgeblazen munitiedepot, van het gebulder van de artillerie en van het geratel van het vliegtuiggeschut. Door alles heen klonken voortdurend zinloze schoten, afgevuurd door stomdronken Russische soldaten. Dag en nacht trokken ze door de straten, brand stichtend, plunderend, verkrachtend en moordend. Dag en nacht ook de nachten waren helder en huiveringwekkend verlicht door de in brand gestoken huizen. Telkens weer steeg geschreeuw op. Het waren de ontstelde, met angst vervulde en doodsbange kreten van vrouwen en kinderen, die ten prooi vielen aan de afschuwelijke orgiën die de hel met ons vierde. Er klonken ook doodskreten van de mensen die werden vermoord. Later zagen wij ze dan verminkt liggen. Wij waagden ons nauwelijks buiten de deur. Toch kwamen er telkens weer mensen uit de buurt bij ons. Die overlevenden schreeuwden ons toe bij de voordeur of over het tuinhek wie er was doodgeschoten of wie wanhopig de hand aan zichzelf had geslagen. De meesten hingen zichzelf op. Het was inderdaad de hel, en Op een dag kwam er zon horde dronken onmensen in ons huis. Het tafereel dat zich toen afspeelde is zo gruwelijk dat ik het niet kan weergeven. Er is maar één beeld dat ik in bedekte termen wil beschrijven; een beeld dat mij dikwijls voor ogen komt en mij pijnigt. Mijn witharige moeder knielde voor de aanvoerder van de troep, een ocier, en smeekte mij te sparen. De soldaten trokken haar aan de haren uit de kamer, omdat zij niet wilde opstaan om mij aan hen over te leveren. Onmiddellijk was zij weer daar, met de leeuwenmoed van een moeder, om mij mee te trekken, weg uit haar huis dat een hel geworden was. Toen hadden zij het op mij gemunt en plotseling rende de hond daartussen. Hij trok de ketting achter zich aan; gealarmeerd door de angstkreten van mijn moeder had hij zich losgerukt. Moeder rende vervolgens met mij weg, zonder iets mee te nemen. Achter ons knalde een schot. De schoonmoeder van een van mijn broers zij was na de dood van haar man naar ons toe gevlucht vertelde ons hoe mijn hond daar in huis lag, dood in een grote plas bloed. Indertijd had ik dat trouwe dier, met al wat ik bezat, niet kunnen redden van de slechtheid van de mensen. Nu had hij met zijn leven mijn leven gespaard. Natuurlijk konden wij met deze vlucht de hel op geen enkele manier ontlopen. Uitgerekend in het huis waarin wij binnenliepen, had de staf van de afdeling plaatsgenomen met een vat wodka. Satan zelf leek hier de orgiën te dirigeren, die dag en nacht doorgingen en altijd werden vergezeld door de hellemuziek van explosies en bombardementen. Er is één enkele dag die ik nog wil opdiepen uit mijn herinnering. Een dag waarop God mij Zijn tegenwoordigheid toonde en mij een engel stuurde om mij te sterken. Ik heb het ervaren en kan er daarom van getuigen: Legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar Het was een dag zoals alle dagen in dit huis vol schrik en afschuw. Eens was het mij in de loop van de ochtend gelukt om me te onttrekken aan mijn folteraars en ik liep naar de bovenste ruimten. Mijn blik werd naar het venster getrokken en viel op het huis van mijn moeder. Russen hadden meubels, vaatwerk, wasgoed en andere voorwerpen naar buiten gegooid en onbruikbaar gemaakt. Plotseling hoorde ik zware voetstappen op de trap. Mijn vervolgers? Ik bedacht mij dat het zondagochtend was en dat buiten in de wereld mensen zich verzamelden om naar de kerk te gaan. Intussen was ik hier overgeleverd aan de slechtheid van het menselijk hart en de machten van de duisternis. Toen viel mijn blik op een bijbel die op een tafel lag. In de angstige gejaagdheid van mijn situatie kon ik hem niet openen, laat staan lezen. Ik hield het boek met beide handen stevig vast en ervoer hoe de ondoorgrondelijke God ons altijd op wonderbare wijze nabij is, zelfs in dood en hel. Toen ging de deur open en een Russische soldaat kwam binnen. Hij was de eerste vrome Rus die ik ben tegengekomen. Hij maakte het gebaar van gebed naar mij en trok direct daarop een wapen in de richting van zijn eigen oprukkende kameraden. Hij beschermde mij met het wapen en bleef net zo lang bij mij, tot ik mij weer kon aankleden. Vervolgens begeleidde hij mij naar beneden. Uit zijn woorden in gebroken Duits begreep ik dat ik naar mijn moeder mocht gaan en dat hij voorspraak wilde doen bij de Moeder Gods, de heilige maagd. Hij gaf ook mijn moeder, die de soldaten wodka moest inschenken, goedbedoelde adviezen om de wodka met water te mengen om mij zo te beschermen. Toch kon dat mij niet sparen en het heeft haar bovendien nog bijna het leven gekost. In een ogenblik werd zij door de woedende soldaten tegen de muur gezet en zag zij hoe de wapens op haar werden gericht. Maar hierover weid ik verder niet uit. Er was nóg een voorval waarbij werd voorkomen dat mijn moeder werd neergeschoten. Ook de zelfmoordpoging van de grijze heer des huizes, die het lijden van zijn dochter niet meer kon verdragen, werd verijdeld. De beschrijving van deze dag rond ik af. Als ik aan deze dag terugdenk zie ik nog steeds, tussen alle verschrikkelijke scènes door, die Rus met zijn handen omhooggehouden in gebed. Ik zie zijn lippen zacht gebeden mompelen en ik zie zijn ogen vol erbarmen op mij gericht. Later heb ik hem nooit weer gezien. Maar in de zondagen erna voelde ik mij, meer dan anders, wonderlijk getroost. En toch werd ik telkens opnieuw slachtoer van de helse orgiën en ervoer ik het inferno aan mijn eigen lichaam. Maar het kwam allemaal niet echt bij mij binnen en het liet mij onberoerd in de kern van mijn wezen. Ik kon mij niet scheiden van de tegenwoordigheid van God, omdat ik heel duidelijk ervoer: Legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar