Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.D e g e s c h e n k e n
W out stapte zijn huisje uit. Hij keek naar de mooie, oranje zonsopgang, luisterde naar het gefluit van de vogels en glimlachte. ‘Wat een geweldige dag, Eli!’ riep hij tegen zijn Maker. Eli keek op en zwaaide. Zijn huis lag op de hoogste heuvel. Toch lag het niet te hoog om de Nerflanders, het houten volk dat hij had gemaakt, te horen en te zien. ‘Zie het maar als een geschenk, mijn vriend’, antwoordde hij en liep zijn werkplaats binnen. S p e c i a a l v o o r j o u 9
Wout zag in zijn brievenbus een glimmend rood pakje liggen. ‘Hé, wat is dat? Iemand heeft mij een cadeau gegeven.’ Hij pakte het uit. ‘Een hamer! Ik ben gek op hamers. Van wie heb ik dit gekregen?’ Hij speurde de straat af maar er was niemand te zien. In een huisje niet ver daarvandaan vroeg Lucia, een vriendin van Wout, zich hetzelfde af. Wie heeft mij zo’n mooi geschenk gegeven? dacht ze verbaasd. Ze tilde het deksel van de doos op die ze buiten voor haar voordeur had gevonden. ‘Een kwast! En een palet met verf. Ik ben gek op schilderen. Maar wie wist dat?’ M a x L u c a d o 1 0
Kas en Stan woonden in dezelfde straat als Lucia. Zij vonden hun geschenken aan het voeten - eind van hun bed. ‘Wauw! Bedankt, Kas!’ riep Stan. ‘Je hebt het niet van mij gekregen, hoor’, zei Kas. ‘Heb jij dit aan mij gegeven?’ Hij hield een pak met een rood lint omhoog. ‘Nee. Maar laten we onze cadeaus snel open - maken.’ ‘Naaispullen!’ Stan hield een naald en een klosje garen in zijn handen. ‘Ik ben gek op kleren naaien.’ Kas was al net zo opgewonden. ‘Een gitaar! Ik weet hoe ik gitaar moet spelen. Wie zou ons deze geschenken hebben gegeven?’ S p e c i a a l v o o r j o u 1 3
Kas en Stan woonden in dezelfde straat als Lucia. Zij vonden hun geschenken aan het voeten - eind van hun bed. ‘Wauw! Bedankt, Kas!’ riep Stan. ‘Je hebt het niet van mij gekregen, hoor’, zei Kas. ‘Heb jij dit aan mij gegeven?’ Hij hield een pak met een rood lint omhoog. ‘Nee. Maar laten we onze cadeaus snel open - maken.’ ‘Naaispullen!’ Stan hield een naald en een klosje garen in zijn handen. ‘Ik ben gek op kleren naaien.’ Kas was al net zo opgewonden. ‘Een gitaar! Ik weet hoe ik gitaar moet spelen. Wie zou ons deze geschenken hebben gegeven?’ M a x L u c a d o 1 4