HOOFDSTUK I De zekerheid van het geloof Want ik word nu tot een drankoffer geofferd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande. Ik heb de goede strijd gestreden , ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden ; voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid , welke mij de Heere, de recht vaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning hebben lief gehad . (2 Tim. 4:6-8) Lezer, in de hierboven aangehaalde Schriftwoorden zien we de apostel Paulus in drie richtingen kijken. Hij kijkt naar beneden, hij kijkt terug en hij kijkt vooruit. Hij kijkt naar beneden naar het graf, hij kijkt terug op zijn bediening en hij ziet vooruit naar die grote dag, de dag des oordeels! Ik nodig u uit om eens een ogenblik naast de apostel te gaan staan en op de woorden te letten die hij hier gebruikt. Gelukkig de mens die in dezelfde richtingen als Paulus kijkt en dan deze woorden Paulus na kan zeggen! Hij kijkt naar beneden, naar het graf en dat doet hij zonder enige vrees. Luister naar wat hij zegt. "Want ik word nu als een drankoffer geofferd." Ik word als een dier naar de offerplaats gebracht en ik word aan de hoor nen van het altaar vastgebonden. Overeenkomstig het ge bruik wordt er wijn en olie over mijn hoofd uitgegoten. De laatste plichtplegingen zijn nu uitgevoerd. Alles is nu voor bereid . Wat nog rest, is het ontvangen van de doodsteek en dan is alles voorbij. "De tijd mijner ontbinding is aanstaande." Ik ben als een schip dat op het punt staat zee te kiezen. Aan boord is alles klaar . Het enige waar ik nu nog op wacht, is dat de touwen 7
die mij aan de kust verbinden, worden losgegooid. Dan vaar ik uit en begint mijn reis. Lezer, deze geweldige woorden komen van de lippen van een kind van Adam, zoals wij allen zijn! De dood is een gewichtig iets en zeker als die zo dichtbij is. Het graf is een kille, vreselijke plaats en het heeft geen zin om net te doen alsof het graf geen verschrikkingen in zich heeft. Toch zien we hier een sterfelijk mens, die in alle rust neerkijkt in die nauwe plaats, waar alle levenden tenslotte terecht zullen komen en die, terwijl hij op de rand van het graf staat, zegt: "Ik zie het, maar ik ben niet bang." We luisteren verder naar hem. Hij ziet terug op zijn bedie ning en hij doet dat zonder enige schaamte. Luister naar wat hij zegt. "Ik heb de goede strijd gestreden." Hier spreekt hij als een soldaat. Ik heb de goede strijd gestreden tegen de wereld, tegen het vlees en tegen de duivel. Een strijd, waaraan zo menigeen zich onttrekt. "Ik heb de loop voleindigd." Hier spreekt hij als een hardlo per, die naar een prijs dingt. Ik heb het voor mij uitgezette traject gelopen, hoe onbegaanbaar en steil het soms ook was. Ik ben de moeilijkheden niet uit de weg gegaan en door de lengte van het traject heb ik mij niet laten ontmoedigen. De eindstreep is nu in zicht. "Ik heb het geloof behouden." Nu spreekt hij als een rent meester. Ik heb aan dat heerlijke evangelie, dat mij was toe vertrouwd, vastgehouden. Ik heb het niet vermengd met allerlei menselijke inzettingen; ik heb zijn eenvoud niet be dorven door mijn eigen inzichten en ik heb mij met hand en tand verzet tegen hen die het wilden vervalsen. Hij zegt dus eigenlijk: "Als soldaat, als hardloper en als rentmeester ben ik niet beschaamd." Lezer, wat is de christen gelukkig als hij bij het verlaten van deze wereld zo'n getuigenis kan nalaten. Door een goed geweten wordt niemand behouden. Dat wast geen zonden weg en het brengt ons geen stap dichter bij de hemel. Toch 8
zal een goed geweten in ons stervensuur een aangename bezoeker zijn. Herinnert u zich dat gedeelte van de Christenreis, waar Oprechtheid de doodsrivier oversteekt? Bunyan zegt: "Op dat moment was de rivier hier en daar buiten haar oevers getreden; maar gedurende zijn leven had Oprechtheid met Goed Geweten afgesproken om hem daar te ontmoeten. Goed Geweten hield zich aan die afspraak . Hij stak hem de hand toe en hielp hem zo over de rivier heen." Geloof mij, er steekt veel waarheid in dit gedeelte. Laten we opnieuw naar de apostel luisteren. Hij kijkt vooruit naar die grote oordeelsdag en hij doet dat zonder enige ver twijfeling. Let op zijn woorden. "Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid , welke mij de Heere , de rechtvaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn ver schijning hebben liefgehad." Hij zegt als het ware: "Er ligt op mij een heerlijke beloning te wachten: de kroon die alleen aan de rechtvaardigen gegeven zal worden . Op de grote oor deelsdag zal de Heere mij die kroon geven en ook aan allen die Hem als een onzichtbare Zaligmaker hebben liefgehad en die ernaar verlangd hebben om Hem van aangezicht tot aangezicht te zien . Mijn werk hier op aarde is voorbij. Het enige wat er nu nog overblijft, is daarnaar uit te zien en niet s meer. " Lezer, let erop dat de apostel zonder enige aarzeling of twij fel spreekt. Die kroon is voor hem een vaststaand feit en hij be schouwt die reed s als zijn eigendom. Met groot vertrou wen verklaart hij als zijn vaste overtuiging , dat de rechtvaar dige Rechter hem die geven zal. Paulus was op de hoogte van de om standigheden van die gewichtige dag waarnaar hij verwijst. De grote witte troon, de verzamelde wereld, de open boeken , het openbaar worden van alle geheimen , de toeluisterende engelen, het vreselijke oordeel, de eeuwige s cheiding tussen hen die verloren gaan en hen die behouden worden . Met dit alle s wa s hij zeer wel op de hoogte . Maar 9
geen van deze zaken beroerden hem. Zijn sterke geloof springt daar overheen en ziet alleen Jezus, zijn zegevierende Pleitbezorger en het vergoten bloed dat reinigt van alle zon den. "Er is een kroon voor mij weggelegd" , zegt hij. "De Heere Zelf zal die aan mij geven. " Hij spreekt erover alsof hij het met eigen ogen zag. Dit zijn de hoofdpunten van deze verzen. Ik heb geen ruimte om over al deze zaken uitvoerig te spreken. Ik wil slechts proberen om één punt uit deze verzen onder uw aandacht te brengen. Dat is "de zekere hoop" waarmee de apostel uitziet naar zijn vooruitzichten op de dag van het oordeel. Ik wil dit temeer doen omdat ik van mening ben dat dit uitermate belangrijk is voor de zekerheid van het geloof. Naar mijn bescheiden mening wordt dit onderwerp tegenwoordig dik wijls verwaarloosd. Tegelijkertijd zal ik dit echter met vrezen en beven doen. Ik voel dat ik op moeilijk begaanbare grond treed en het gevaar bestaat om over deze zaak onbezonnen en onschriftuurlijk te spreken. De weg tussen waarheid en dwaling is in het bij zonder hier een nauwe doorgang. Ik zal zeer dankbaar zijn als ik in staat word gesteld om aan sommigen van u goed te doen zonder anderen te schaden. Lezer, ten aanzien van het onderwerp 'de zekerheid des geloofs' wil ik vier punten onder uw aandacht brengen. Ik denk dat het goed is als ik die hier meteen noem. I. Ten eerste wil ik aantonen dat een zekere hoop, waarover de apostel Paulus hier schrijft , een waarachtige en schriftuurlijke zaak is. IJ. Ten tweede wil ik duidelijk maken dat het mogelijk is dat iemand deze zekere hoop nooit ontvangt en toch behou den is. 10
111. Ten derde wil ik u een aantal redenen noemen waarom het zo uitermate belangrijk is om naar deze ze kere hoop te staan. IV. Ten slotte wil ik proberen een aantal oorzaken te noemen waarom deze ze kere hoop zo ze lden wordt verkregen . 11
HOOFDSTUK 11 Een gave van de Heilige Geest Een zekere hoop is een waarachtige en schriftuurlijke zaak De zekerheid die door Paulus in deze verzen tot uitdrukking wordt gebracht, is niet zomaar een inbeelding of een gevoel. Het is niet het gevolg van een zekere levenslust of een opge wekt temperament. Het is een gave van de Heilige Geest, die niets met onze lichamelijke conditie te maken heeft. Iedere gelovige zou deze gave moeten zoeken. In zaken als deze is de eerste vraag: Wat zegt de Schrift? Ik beantwoord die vraag zonder de minste aarzeling . Volgens mij leert Gods Woord duidelijk dat iedere gelovige dit zekere vertrouwen ten aanzien van zijn behoud kan ver krijgen. Ik wil heel duidelijk stellen, als Gods waarheid, dat iedere oprechte christen, ieder echt bekeerd mens dèze troostrijke stand van zijn geloof in Christus kan ontvangen . Hij zal dan absoluut zeker zijn van de vergeving en het behoud van zijn ziel. Hij zal zelden door twijfel aangevochten of door aarze ling in verwarring gebracht worden. Hij zal zich niet door allerlei angstige vragen laten terneerdrukken . Hoewel hij door veel innerlijke aanvechtingen geplaagd kan worden, zal hij zonder angst en beven de dood en zonder ontzetting het oordeel tegemoet kunnen zien. I) Dit, zeg ik, is de leer van de Bijbel. Dat versta ik onder zekerheid, niets meer en niets minder. Ik wil mijn lezers vragen daar goed op te letten. Zo'n verkla- I "De volle zekerheid dat Christus Paulu s heeft verlost van veroordeling , ja zo zeker en werkelijk dat het dankzegging en overwinning in Chri s tus teweeg brengt, kan en mag gepaard gaan met een klagen en roepen over de rampzalige toestand van de inwoning van het lichaam der zonde." - Rutherford , Triumph of Faith. 1645. 12
ring als deze wordt dikwijls betwist en ontkend . Velen zien de waarheid hiervan helemaal niet in. De kerk van Rome verwerpt de zekerheid in niet mis te ver s tane bewoordingen. Het Concilie van Trente verklaart rond uit, dat de zekerheid van de gelovige over de vergeving der zonden een ijdel en goddeloos vertrouwen is. Kardinaal Bellarmine , de bekende voorvechter van Rome , noemt het ' de ergste ketterij'. De grote meerder heid van de wereldse oppervlakkige chris tenen onder ons vecht het leerstuk van de zeke rheid aan. Alleen al het horen hierover beledigt en vermoeit hen. Zij houden er niet van dat anderen zich zo zeker voelen, omdat zij dat zelf niet ervaren. Dat zij de zekerheid niet kunnen ontvangen is niet te verwonderen. Vraag hen of hun zonden zijn vergeven en zij zullen u waarschijnlijk zeggen dat zij dat niet weten. Er zijn echter ook enkele oprechte gelovigen die de zeker heid verwerpen of er voor terugdeinzen omdat het een gevaarlijk leerstuk zou zijn. Zij vinden dat het grenst aan verwaandheid . Zij denken dat het een teken van ootmoed is om nooit helemaal zeker te zijn en met een zekere mate van twijfel en onzekerheid met betrekking tot hun zielen te leven. Deze zienswijze is te betreuren en veroorzaakt veel schade . Ik geef ronduit toe dat er mensen zijn die de zekerheid van het geloof maar aannemen en die een vertrouwen voorgeven waarvoor de Schrift helemaal geen grond geeft. Er zijn altijd mensen die denken dat het wel goed met hen zit, terwijl God daar heel anders over denkt. Er zijn ook mensen die slecht van zichzelf denken, terwijl God in gunst op hen neerziet. Dat zal altijd wel zo blijven. Er bestaat geen enkele schrif tuurlijke waarheid, waar mensen geen misbruik van gemaakt hebben en die zij naar eigen inzicht verdraaid hebben. Gods verkiezing , de onmacht van de mens , behoud uit genade , het zijn alle zaken die misbruikt worden. Zolang de wereld bestaat, zullen er fanatici en enthousiaste lingen blijven. Desalniettemin is zekerheid een werkelijk 13
bestaande waarheid en Gods kinderen moeten.. zich hiervan niet laten afhouden door het feit dat er misbruik van wordt gem aakt. 2) Mijn antwoord aan allen die het bestaan van ware, goed gefundeerde zekerheid ontkennen, luidt: Wat zegt de Schrift hierover? Als we daarin die zekerheid niet kunnen vinden heb ik niets meer te zeggen. Job zegt echter: "Want ik weet, mijn Verlosser leeft, en Hij zal ten laatste over het stof opstaan; en als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben , zal ik uit mijn vlees God aan schouwen" (Job 19:25-26). Zegt David niet: "Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij"? (Ps.23:4). 2 "W e verdedigen niet ieder ijdel persoon, die voorwendt het getuigenis van de Heilige Geest te hebben . We zijn ons ervan bewust dat er men sen zijn, die in hun godsdienstige belijdenis alleen maar zichzelf aan prijzen door hun vrijpostigheid en zelfvertrouwen ten toon te spreiden. Laten we echter het leerstuk van de openbaring niet verwerpen door een overdreven angst voor de gevolgen." Robinson , Christian System. "Ware zekerheid is gebaseerd op de Schriften; een louter aannemen hiervan heeft geen enkele schriftuurlijk e grond. Het is zoiets als een tes tament zonder zegel of getuigen en bij gevolg van nul en generlei waar de. De aanneming heeft zowel het getuigenis van het Woord als het zegel van de Heilige Geest nodig. Echte zekerheid maakt een mens nederig , maar het zomaar aannemen daarvan maakt de men s hoogmoe dig . Veren waaien omhoog , maar goud bezinkt ; iemand die deze gou d e n zekerheid heeft ontvangen blijft een ootmoedig mens." Watson, B ody of Divinity . 1650. "Verstandelijke aanneming gaat gepaard met een losse levenswandel; werkelijke overtuiging gaat echter gepaard met een nauw geweten, dat niet durft te zondigen omdat het bang is die zekerheid te verliezen. Iemand die werkelijk overtuigd is, zal niet zondigen omdat hij weet wat het zijn Zaligmaker gekost heeft; iemand , die het zomaar aannneemt, zal zondigen omdat de genade zo overvloedig is. Ootmoed is de weg naar de hemel. Zij die zo hoogmoedig zeker zijn van het feit dat zij naar de hemel gaan, zijn er verder vandaan dan zij die bang zijn dat zij naar de hel zuUen gaan." Adams , Over de tweede brief van Pet rus . 1633 . 14
En Jesaja zegt: "Gij zult allerlei vrede bewaren, want men heeft op U vertrouwd" (Jes.23:3). En ook: "En het werk der gerechtigheid zal vrede zijn, en de werking der gerechtigheid zal zijn gerustheid en zekerheid tot in eeuwigheid" (Jes. 32:17). Paulus zegt tot de Romeinen : "Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden , noch machten. noch tegenwoordige noch toekomende dingen, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Heere" (Rom. 8:38-39). En zegt hij niet tot de Korinthiërs: "Want wij weten, dat, zo ons aardse huis van deze tabernakel gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben ; een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig, in de hemelen "? (2 Kor .5 : 1) En ook: "Wij hebben dan altijd goede moed, en weten dat wij , inwonende in het lichaam, uitwonen van de Heere" (2 Kor.5:6). Zegt hij niet tot Timotheüs : "Want ik weet Wien ik geloofd heb , en ik ben verzekerd, dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren" (2 Tim. 1:12). En spreekt hij niet tot de Kollossenzen over "de volle verze kerdh eid des verstands" (KoI.2:2) en tot de Hebreën over "v ollé' verzekerdheid des geloofs" (Hebr.1O:22) en "vo lle verzekerdheid der hoop"? (Hebr. 6: 11). Zegt Petrus niet nadrukkelijk: "Benaarstig u te meer om uw roeping en verkiezing vast te maken "? (2 Petr. I : 1 0). Zegt Johannes niet: "Wij weten dat wij overgegaan zijn uit de dood in het leven"? (1 Joh.3:14). En ook: "Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in de naam van de Zoon van God, opdat gij weet, dat gij het eeu wige leven hebt" (1 Joh.5: 13). En ook: "Wij weten dat wij uit God zijn" (1 Joh .5:19 ). Lezer , wat zullen wij van deze dingen zeggen? In alle oot moed wil ik hierover spreken, want ik weet dat ook ik een feilbaar kind van Adam ben. 15
In de hier aangehaalde Schriftgedeelten zie ik echter iets dat ver uitgaat boven de 'hoop' en het 'vertrouwen' waarmee veel gelovigen zich tegenwoordig tevreden stellen. Ik zie hier overtuiging, vast vertrouwen, kennis, woorden van zekerheid. Als ik deze woorden in de Schrift zie in hun dui delijke betekenis, dan ben ik er zeker van dat het leerstuk van de zekerheid absoluut waar is. Allen die het leerstuk van de zekerheid afwijzen omdat het grenst aan verwaandheid, wil ik antwoorden: het kan toch moeilijk verwaandheid worden genoemd als we in de voet sporen van Petrus en Paulus, van Job en van Johannes tre den. Zij waren nederiger en dachten minder van zichzelf dan wie ook, maar toch spreken zij allen, wat hun eigen staat betreft, van de zekerheid van de hoop. Dit moet ons leren dat een diepe ootmoed en een sterke zekerheid kunnen samen gaan en dat er niet perse een verband behoeft te bestaan tus sen een vast geestelijk vertrouwen en hoogmoed. 3) Verder wil ik antwoorden dat ook in onze tijd velen deze zekerheid der hoop, die hier in de tekst genoemd wordt, ver kregen hebben. Ik geloof absoluut niet dat dit een bijzonder voorrecht was dat alleen maar in de tijd van de apostelen voorkwam. In ons land zijn er veel gelovigen geweest, die in een bijna ononderbroken gemeenschap met de Vader en de Zoon gewandeld hebben. Zij mochten zich voortdurend ver heugen over het licht van Gods verzoende aangezicht, dat op hen neerstraalde. Zij hebben hun ervaringen op schrift gesteld. Als ik de ruimte had zou ik veel bekende namen kunnen noemen. De zaak waarom het gaat bestond en bestaat nog. Laat dat genoeg zijn. Tenslotte wil ik antwoorden, dat het niet verkeerd kan zijn om een vast vertrouwen te hebben als God Zelf onvoorwaar delijk spreekt; om met zekerheid de zekere beloften van God 3 "Zij die van mening zijn dat geloof en nederigheid niet samengaan, ver gissen zich deerlijk; zij kunnen niet alleen samengaan , maar zij behoren bij elkaar." Traill 16